Barbara ziet wat ze doet als visueel werk dat refereert naar de wereld en de plek die de mens daarin heeft.

geboorteplaats: Aalst
woonplaats: Gent
sinds haar 8 jaar creatief bezig
Waar is het allemaal begonnen?
Ik ben opgegroeid in een gezin dat heel erg bezig was met politiek en de wereld waarin we leven. Al heel vroeg ben ik begonnen met het ontwikkelen van mijn eigen interpretatie, mijn eigen blik op de dingen. Ik maakte als kind krantjes en toneeltjes met vrienden. De expressiedrang is er dus altijd wel al geweest.
Het is allemaal echt begonnen toen ik ben beginnen schrijven voor Vacature, een advertentieblad. Ik vond het heel plezant om speels om te gaan met ernstige materies zoals arbeid en economie. Ik stak mijn creativiteit in de titels, humor, de gekozen beelden.
Ik heb lang gedacht dat journalistiek mijn weg was. Toen ik bij de VRT en voor de radio begon te werken dacht ik: nu heb ik het gevonden. Heerlijk vond ik het: reportages maken en via geluid bij mensen iets teweegbrengen. Het samenspel tussen inhoud, feiten, de klank van de stem, dialoog, emotie … Die combinaties die ervoor zorgen dat je meer gevoel kan steken in het narratief. Daarvan voelde ik toen ook dat het een stuk van mijn kracht was.
In 2007 werd ik ineens bij televisie gezet door Siegfried Bracke. Op een dag belde hij me en zei: “Ge gaat naar Terzake.” Daar is mijn creatieve expressie uitgedund tot bijna niets. Duiding op televisie is nogal geformatteerd en mijn autonomie is er weg geërodeerd. Ook, door de deadlines en snelheid waarmee alles moet gebeuren, word je al snel enkel een verzamelaar van quotes en beeldjes. Er was minder ruimte voor exploratie en experiment. Ik was op zich wel benieuwd naar het medium, maar uiteindelijk ben ik er weggegaan.

Toen was ik al bezig met fotografie in avondschool. Met het gezin zijn we in die periode twee jaar naar Zwitserland verhuisd. Daar heb ik me kunnen toeleggen op videokunst en tekenen. Na ons Zwitsers avontuur ben ik terug voor de VRT en Terzake gaan werken. In 2015 ben ik dan definitief vertrokken om terug te gaan studeren. Dat was voor een groot deel mogelijk dankzij mijn lieve man die zei: “Doe dat.”
In 2021 ben ik aan het KASK (de school of arts van HOGENT en Howest in Gent) voltijds fotografie gaan studeren. Die studies hebben echt mijn hoofd opengezet. Ervoor had ik wel al drie jaar een avondcursus aan de academie in Gent gevolgd, maar ik wou echt tot het bot gaan. (lacht)
Het is door een foto van Zaza Bertrand dat ik in mijn hoofd de klik heb gemaakt. Ze heeft een reeks gemaakt met foto’s van jongeren op verschillende plaatsen in de wereld zoals Tokio en Panama. Naar één beeld heb ik heel lang gekeken. Je ziet een voordeur die openstaat en door de deur zie je een meisje dat de kousenbroeken optrekt van haar zusje. Het is een zwart-wit beeld vol tederheid. Links op de foto is er een deur naar de leefruimte. Daar zie je het licht van de televisieset en een jong koppeltje dat er gefascineerd naar kijkt.
Uit het beeld van Zaza Bertrand sprak tijd: je voelt dat de fotografe een relatie had met dat gezin. Daarin herkende ik iets dat ik ook wou: diepgang, verbondenheid, tijd om dat alles mogelijk te maken.
Toen ik fotografie begon te studeren, dacht ik dus, oké ik word ook een documentaire fotografe. Tijdens mijn studies aan het KASK werden we gevoed met kunstfilosofie en kunstgeschiedenis. We werden aangemoedigd om te kijken naar en na te denken over beelden en dat alles omringd door kunstenaars. Dat vond ik allemaal zo verrijkend. Ik ging binnen in mijn studies met het idee om documentairemaker te willen worden, maar door die ervaring begon ik het maakproces ruimer te zien, wel nog geworteld in de maatschappij en samenlevingskwesties. Ik merkte dat ik ook heel gevoelig was voor wat iemand kan raken en wat mij raakt. Er was toen een verschil tussen wat mij raakte in kunst en wat ik zelf maakte. Dat heb ik gelukkig meer kunnen ontwikkelen in het KASK.
De nadruk kwam te liggen op het waarom. Waarom maak je? Wat is het verhaal? De beeldtaal ervan heb ik tijdens mijn fotografiestudies leren ontwikkelen. Ik wil dat die taal meer is dan een registratie of sterk verhaal. Ik denk ook vaak in series en reeksen beelden, in tegenstelling tot één alleenstaand beeld. Heel belangrijk vind ik ook de ethiek van fotografie, de positie van de fotograaf. Je zegt iets over andere mensen in de wereld. Ik wil altijd zo eerlijk mogelijk werk maken en dat aftoetsen met de mensen die ik waardeer. Dat laatste kan wel verlammend werken. De vraag “Wie ben ik om dit te doen?” stelt zich vaak.

Dat speelde ook in mijn meest recente project, het boek ‘OM, een fotoserie en boek die tot stand zijn gekomen in samenwerking met de vrouwen en meisjes van acht Palestijnse families uit Tel Rumeida, een wijk in Hebron in de Westelijke Jordaanoever. Nu, het zijn wel Palestijnen zelf die duidelijk stellen buitenlandse steun nodig te hebben, ook in de vorm van projecten, fotografie en kunst. Ze hebben gewoon ook veel stemmen nodig. Wij kunnen dus ook iets maken, iets toevoegen aan het verhaal, met het grootste respect. Ik heb met ‘OM geprobeerd iets te doen waarbij het perspectief van een groep vrouwen op een kleine plek zo eerlijk mogelijk wordt getoond. Ik voel me iemand die iets mogelijk heeft gemaakt en ook haar eigen expressie erin heeft kunnen leggen. Elk project heeft een eigen aanpak nodig. In dit geval was dat participatieve fotografie.
Hoe zag het werk eruit dat je tijdens je studies aan het KASK hebt gemaakt?
Al mijn werk ontstond er vanuit mijn obsessie met de wereld en hoe die draait. Ik heb een neef die in Luxemburg werkt in de financiële sector. Via zijn contacten ben ik binnengeraakt in de consultancy voor de financiële wereld daar, een sector met heel veel geld. Wat me altijd fascineert is hoe je als individu kunt werken in een sector, als kleine radar in een groot systeem, terwijl haast niemand nog zicht heeft op het grote geheel en zijn eigen rol daarin. De bankencrisis van 2008 had ook raakpunten met mijn eigen persoonlijke crisis toen. Ik stelde mezelf vragen zoals wie ben ik, wat wil ik echt gaan doen en hoe kan ik goed doen?

Dat fotoproject in Luxemburg was een experiment voor mij. Het was de eerste keer dat ik via fotografie probeerde om iets dat nogal onzichtbaar is, zichtbaar te maken. Ik heb daar drie maanden lang gefotografeerd, twee à drie dagen per week. Er gebeurde feitelijk bijna niets. (lacht) Ik nam foto’s van mensen aan hun bureaus, de kopieermachine. Om het interessant te maken, begon ik steeds meer in te zoomen op de mensen. Het werd een soort theater van verwachtingen. Het was alsof er de hele tijd iets ging gebeuren. De beelden hadden ook iets dreigends. Het bedrijf heeft uiteindelijk veel foto’s gekocht om ook daar op te hangen. Dat waren de eerste foto’s die ik ooit verkocht.
Het jaar erna ben ik naar China gegaan, opnieuw voor een project over de banksector. Ik heb toen vooral één bankbediende gevolgd, een jong meisje wiens leven bestond uit werken en gamen. Dat resulteerde in drie rode boekjes (een verwijzing naar het communisme) die roze zijn vanbinnen (verwijst dan weer naar het kapitalisme dat vooral in Shanghai heel erg aanwezig is). In China verbleef ik via Airbnb bij een jonge filmmaker die soms met me is meegegaan om te vertalen.

Op één of andere manier slaag ik er toch altijd in om mensen te bereiken, om dingen te laten gebeuren. Voor ik vertrok naar Shanghai, had ik één mail van een bank dat ik mocht langskomen, dat was alles. (lacht)
Maar ik heb een fundament. Als ik aan een project begin, begint het vanuit iets dat me inhoudelijk interesseert. Dan zoek ik een plek om die vraag te onderzoeken en dat doe ik door met mensen te engageren. Tegelijkertijd ben ik bezig met de visuele vertaling. Wat is het concept? Welke esthetiek ga ik eraan geven?
Eén rode draad door al mijn werk is dat het nooit over mezelf gaat. Dat interesseert me niet. Lijkt me saai, ik ken mezelf al. (lacht)
Wat is het slechtste advies dat je al hebt gekregen?
Het is een advies dat ik gelukkig niet heb gevolgd. In de trant van “Je bent te oud om verder te studeren. Blijf waar je bent. Wees content met wat je hebt.” Op dat moment was dat voor mij het slechtst mogelijke advies. Als je niet echt gelukkig bent en het is mogelijk voor jou – emotioneel en financieel – om te bewegen, dan moet je dat doen. Dat advies was ingegeven door angst. Gelukkig ben ik niet zo bang aangelegd. (lacht)
En ik vertrouw nogal op mijn instinct. Ik wist: als ik dit niet probeer, ga ik spijt hebben.
Elke dag hoor ik in mijn omgeving wel een “Zou je dat wel doen?” Het ergste wat kan gebeuren is dat je faalt, en waarom is dat zo erg? Als je de faaloptie aanvaardt, wordt echt heel veel mogelijk.
Mooiste moment tijdens het creatieproces?
Het uitproberen van de vormen. Ik neem heel veel tijd voor onderzoek, zoeken en lezen. Ik wil steeds eerst de onderliggende laag goed krijgen: het begrijpen van de context waarin ik me smijt, ook al schrijf ik er nadien geen letter over.
En dan komt het leukste werk: het visuele werk er op leggen en de juiste vorm vinden. Af en toe knettert het dan in mijn hoofd. Ik geniet heel erg van dat zoeken. Bij het maken ben je altijd een beetje schizofreen in het denkproces. Je zwemt in het onbekende, daar maak je ruimte voor. Ik werk bijvoorbeeld aan een vorm met materiaal en ik weet niet waar ik ga belanden. Maar ik hou tegelijk wel vast aan die context, het waarom van wat ik doe. Vloeibaar en vast, allebei en tegelijk. Het is een constante beweging van vorm en inhoud.
Wat inspireert je niet?
Mijn eigen innerlijke leven. Mijn psyche of wie ik ben.
Ik vertrek in mijn werk van het cerebrale, iets abstracts, iets maatschappelijk groters. Daar voel ik veel voor. Niet zozeer voor werk rond persoonlijke thema’s.
Waar ben je trots op?
Mijn kinderen. Het is een torenhoog cliché maar het is zo. Ik vind het een wonder dat ze uitgegroeid zijn tot fantastische, mooie mensen.
En ook op het feit dat ik altijd mijn eigen weg heb gevolgd en dat zal blijven doen, zoveel als ik kan.
Ik ben ook heel trots op mijn recentste project, ‘OM. Ik dacht eigenlijk dat ik niet kon samenwerken, want ik werk graag autonoom en zoveel mogelijk alleen. Maar kijk, het ging wondergoed. Ik heb heel erg genoten van de ontmoetingen en het uitwisselen van ideeën.

Wie zou je graag ontmoeten of met wie zou je graag samenwerken?
Er zijn altijd weer nieuwe mensen die ik ontdek en goed vind. David Claerbout vind ik fantastisch. Hij maakt vooral videokunst die tegelijkertijd grootschalig en intiem is. Hij slaagt erin om in een klein gebaar iets universeels te tonen.
Omer Fast en Broomberg & Chanarin vind ik ook heel goed.
Samenwerken zou ik eerder willen doen met beeldhouwers of glasblazers … Mensen die heel goed zijn in een ander vakgebied.
Lievelingsmateriaal?
Papier.
Het creatieve proces begint soms met prutsen. Dat kan zijn met foto’s of papier.
Ik heb altijd al liefde gehad voor papier, hou heel erg van de tactiliteit. Van de vertaling van een beeld naar een fysiek boek.
Wat had je gedaan als je dit niet had gedaan?
Stel dat ik bij de VRT was gebleven, dan was ik denk ik toch weer meer geëvolueerd naar audio denk ik. Radio en podcasts.
Ik denk dat ik sowieso mijn weg was blijven zoeken met avondcursussen tekenen, fotografie en wie wat wat nog meer.
Wanneer was je grootste twijfelmoment?
De beslissing om weg te gaan bij de VRT.
Dat was een grote beslissing. Het was de job van mijn leven, en ik ben toch weggegaan. Ik heb toen zoveel getwijfeld. Vroeg me af waarom ik er geen plezier meer in had. Is het een burn-out? Wat is er echt aan de hand? Ga ik spijt krijgen?
Ik was zo blij met mijn werk bij de radio, ik was stapelverliefd op mijn job. Maar het is zoals met een liefdesrelatie, waarin je partner heel erg verandert. En dan is het op en moet je weg.
Achteraf gezien was ik down toen. Ik voelde opluchting en verdriet tegelijk bij het weggaan. Ik wist ook niet of mijn nieuwe pad wel ging invullen wat ik wou.
Na mijn ontslag ben ik eerst op reis gegaan naar Iran. Ik was daar al verschillende keren geweest voor mijn werk en had het daar altijd heel fijn gehad en heb daar altijd goed kunnen werken als journalist. Maar ik had er nooit echt gereisd. Ik heb toen echt geprobeerd om het moment te nemen. Te stoppen overal waar ik wilde stoppen. Echt tijd nemen.
En dan heb ik beslist om fotografie aan het KASK te studeren. Dat was de beste beslissing van mijn leven.
Wie is jouw grootste steunpilaar?
Ik zeg het tegen mijn goesting (lacht): mijn levenspartner.
Hij wringt heel vaak tegen en vindt en keurt niet alles goed maar op het einde van de dag is hij de rots in mijn leven.
En mijn kinderen, alle drie op hun eigen manier.

Wat is je mooiste zin?
“My sister, our land has a throbbing heart, it doesn’t cease to beat, and it endures the unendurable. It keeps the secrets of hills and wombs. This land sprouting with spikes and palms is also the land that gives birth to a freedom-fighter. This land, my sister, is a woman.”
– Fadwa Tuqan
Wat wil je nog graag doen?
Ik ben zo on top of the world nu dat ik mag maken, dat ik alleen maar hetzelfde wil doen. Vanuit mijn hart en verstand maken en het my all geven.
Waar werk je?
Ik heb een atelier waar ik de vrijheid heb om te experimenteren. Zo’n plek hebben weg van huis kan heel leuk zijn.
Ik werk ook wel thuis, daar heb ik al mijn fotografisch materiaal.
